Van kata naar waza

vorm vs techniek

katawaza

Vandaag de dag komen ongevoelige gedragingen en irritante houdingen vaker en vaker voor. Soms vraag ik mij dan ook af of de samenleving zo ingedut is, dat niemand zich er zelfs meer zorgen over maakt. In het oude Japan kon een Samurai die niet in staat was om een teken of een sfeer te herkennen, omkomen als hij niet meteen spontaan reageerde. Een ongevoelige Samurai kon daar niet overleven.
Tegenwoordig is dat nog steeds zo, zowel in Japan als in België; het is wel mogelijk om te overleven zonder fysiek sterk te zijn, maar ongevoeligheid zou iemands ondergang zijn. Een samenleving die ongevoelig is naar anderen houdt vaak de fatale zwakte in stand.

Vermits er geen competitie is in aikido moet je even aandachtig denken over je trainingswerkwijze. Het spiritueel aspect en studie is ook belangrijk, maar als die overdreven is, zal die al snel een idealistische training geven en zal het reële aspect van de training verwaarloosd worden. Kata (de vorm) en waza (de techniek) moeten duidelijk herkenbaar zijn in je training.

Aikidotechnieken, van oorsprong gebaseerd op het oude Jujutsu, zijn uiterst effectief in echte gevechten. De technieken zijn zelfs zo gevaarlijk, dat er geen competitie systeem voor bestaat en traditioneel is aikido altijd onderwezen geweest via de methode van vormherhaling (Kata). In principe maken Aikidotechnieken gebruik van bewegingen met blote handen. Zij bestaan voornamelijk uit Nage- (werp-), Kime- (blok-) en Osae- (klem- en controle-) technieken. De technieken (waza) worden uitgevoerd met ademkracht en samenvloeiende manipulatie, alsook door het berekenen van o.a. de juiste afstand en door gebruik te maken van de kracht en de lichamelijke zwakte van de tegenstander.

Het controleren van een tegenstander in een moment van zwakte stelt je in staat om zijn balans te verstoren als hij zijn zwaartepunt verlegd.
Daardoor wordt het mogelijk om Nage-, Kime- en Osae-technieken uit te voeren. Als je op de juiste manier profiteert van de zwakte van de tegenstander, kan je gemakkelijk Kansetsu-wazas (samengestelde technieken) of Atemi-wazas (het slaan op een vitale plaats-technieken) gebruiken.

Wanneer je een aanval gaat waarnemen, moet die gecontroleerd worden door een aangepaste begeleiding om zo die grote kracht in een onschadelijke richting te sturen. Dit begeleiden moet vloeiend en continu zijn. In elk geval mag je nooit directe weerstand bieden tegen de kracht aanval. “Begeleiding” betekent hier in feite niet “kracht gebruiken” in de fysieke betekenis van drukken, trekken of duwen. Elke directe actie tegen je aanvaller, zal bijna onvermijdelijk resulteren in een even directe reactie.

Zo zijn er voornamelijk drie mogelijke momenten van waaruit je de aanval kan sturen naar waar hij het zwakst is.
Ten eerste op het moment waar de aanval bezig is zich te ontwikkelen (b.v. ingaan als er getrokken wordt).
Ten tweede, op het moment waar de kracht begint te verdwijnen (b.v. wegdraaien als er geduwd wordt).
En tenslotte het moment daartussen, tijdens het convergentieproces.

In al deze gevallen wordt controle door begeleiding verzekerd door onmerkbaar in de aanval over te gaan en erin mee samen te vloeien (notie irimi-tenkan). Eenmaal het contact gelegd is en de controle bereikt, zal het mogelijk zijn de aanval in een gepaste neutralisatiebeweging te sturen. Begeleiden heeft ook gelijktijdig een mentale en een functionele (zowel dynamisch als technisch) betekenis. Je zal bijvoorbeeld wel bewegen om een aanval te ontwijken, maar de ontwijking is slechts één van de dynamische doelen. Je centreren om de geschikte techniek toe te passen is het andere mogelijk doel. Je zal dus in de eerste plaats bewegen omdat dit de manier is waarop je begint de tegenstander in de gewenste positie te leiden. Dus niet enkel om de aanval te ontwijken (notie plaatsen-verplaatsen).

Van groot belang bij dit alles is de uitrekking of extentie van de armen. Als je deze uitrekking niet constant kunt houden is het onmogelijk de techniek correct uit te voeren. Dit houdt enerzijds verband met een door de armen in een bepaalde richting uitstromende energie en anderzijds draagt de strekking van de armen bij tot de uitbreiding van energie vanuit het centrum (notie kokyu ryoku), die constant en centrifugaal moet kunnen blijven.
Hier wordt natuurlijk niet bedoeld dat de arm absoluut gestrekt moet zijn, maar wel dat je arm lichtjes gebogen is in de vorm van een halve cirkel. Hierdoor wordt het mogelijk de aanvalskracht te leiden en te sturen zonder plotse of bruuske schokken. Je armen mogen bij een aanval anderzijds ook niet in mekaar klappen. De halve cirkel (tegatana) moet intact blijven zodat de rest van het lichaam beschermd kan blijven, terwijl de aanval toch gecontroleerd wordt.

Deze vorm van energie soms ki-extentie genoemd is van groot belang (geen “ki”, geen aikido). De “ki”, die latent aanwezig is in ieder mens is vaak ongecoördineerd en teveel verspreid. De “ki” moet verenigd en gestabiliseerd worden dankzij je ademhaling. “Ki” wordt opgestapeld in je “centrum” (seika-tanden). Deze totale uitrekking of extentie wordt duidelijk in het principe dat elke beweging vanuit de heupen (hara) of het “centrum” moet vertrekken en een techniek uitgevoerd moet worden door je hele lichaam te bewegen en je volledig (onder controle van de hersenen) in de actie te betrekken. Dit betekent echter niet dat armen en benen geen functie hebben, maar wel dat deze functies geïntegreerd moeten worden in de bewegingen van het lichaam als geheel.

Zelfs esoterische beschouwingen over “ki” daargelaten, lijkt het niet meer dan logisch dat de kracht, voortgebracht door je lichaam dat als een geheel gebruikt wordt, groter is dan die welke slechts door armen of benen alleen geproduceerd wordt. In aikido dragen je benen de gecentraliseerde anatomie van de ene plaats naar de andere; je handen zullen de tegenstander grijpen of leiden, maar slechts fungerend als uitbreiding van en in overeenstemming met de bewegingen van je lichaam als geheel.

Als je deze trainingswijze (cirkelvormige leidende bewegingen aangevuld met een draai van het lichaam, alsook door opwaartse of neerwaartse buig- en/of strekbewegingen) gebruikt voor je technieken, zal je bloedsomloop en het functioneren van de interne organen merkelijk verbeteren. Het herhaaldelijk trainen van die samengestelde technieken helpt je lichaam soepel en veerkrachtig te blijven en voorkomt het stijf of zwak worden van je rug.

Enfin, zo verkrijg je misschien nog een juiste balans tussen lichaam (fysisch intern en extern gezond) en geest (gevoelig en spontaan).