Bewegen

met open oog reageren op de omstandigheden

bewegenOmstandigheden wijzigen zich, mensen verplaatsen zich, ideeën veranderen, alles is voortdurend in beweging. Aikido is fundamenteel: bewegen, met open oog reageren op de omstandigheden. De kwaliteit van onze oefening zal een duurzaam en permanent aanwezig karakter moeten dragen, wil zij werkelijk van waarde zijn.

Om nu continuïteit te garanderen als een voorwaarde voor goed oefenen, is het belangrijk om heel objectief te staan tegenover jezelf, bereid om af te leren, los te laten, belangeloos te worden en daarmee open te staan voor datgene waarmee de omstandigheden het beste gediend zijn. Aikido is werken in dienst van harmonie, en niet een verwerven van imposante vaardigheden.

Als je je deze houding van voortdurende aandacht (naar jezelf met name) enpermanente verbondenheid (naar je partner) door intensief oefenen eigen maakt, zal continuïteit vanzelf voelbaar worden in je alledaagse leven, in en buiten de dojo. Vroeger liet men nieuwelingen beginnen met een jaar of twee, drie huishoudelijk werk te verrichten. Alles wat je doet of laat, kan materiaal zijn om te oefenen.

In de budo-situatie (potentieel conflict) is er steeds sprake van een “lijn” die de kracht van de aanvaller(s) moet afleggen naar jou toe. Het is zaak om op een efficiënte manier rond deze aanvalslijn te bewegen en er gebruik van te maken, in plaats van statisch op deze lijn te blijven wachten. Zo verminder je het vermogen van de aanvaller om zich op één punt te concentreren, en houd je het initiatief aan jezelf.
Ten opzichte van de aanvalslijn zijn er twee dimensies denkbaar waarin je je beweegt. De eerste is de Noord-Zuid-lijn, d.w.z. naar voren bewegen (naar je partner toe) of naar achteren (van je partner vandaan). Het inkomen heet “irimi”, het terugstappen heet “tenkan/kaiten”; zowel irimi als tenkan vinden steeds lichtjes naast de aanvalslijn plaats.
De tweede dimensie is de Oost-West-lijn, d.w.z. het je bewegen naar de buikzijde of de rugzijde van je partner. De aanvaller (“uke”) staat steeds in “hanmi” (letterlijk: half lichaam), d.w.z. voorste voet naar voren gericht, achterste voet dwars, beide voeten op één lijn naar jou (“tori”, de uitvoerder) toe. De buikzijde van uke heet “omote”, de rugzijde “ura”.
De bewegingen in aikido kennen dus steeds tegelijkertijd deze twee dimensies: je beweegt je óf voorwaarts (irimi) óf achterwaarts (tenkan/kaiten), en óf buikwaarts (omote) óf rugwaarts (ura). In principe bestaan er zo vier reactiemogelijkheden om op een aanval te bewegen: irimi-omote, irimi-ura, tenkan-omote en tenkan-ura. Beschouw deze vier patronen (verhoudingen tussen uke en tori) als de basis voor verdere verwerking van de aanval met behulp van technieken.

Ma-ai: juiste afstand
De afstand in een krijgssituatie – en daarbuiten – is meer een relatie, een onderlinge verhouding, dan afstandelijkheid. Het is een dynamisch proces waarbij ook (en vooral) psychologische factoren een belangrijke rol spelen: de intentie van de aanvaller enerzijds, de gesteldheid van de verdediger anderzijds.
Een goed inschattingsvermogen van de afstand is dus onontbeerlijk. Het bepaald mee waneer een techniek zal lukken of wanneer men zich kwetsbaar opstelt.  Beginners schatten afstand vaak verkeerd in en denken dat deze te groot is voor een techniek.  Anderzijds mag de ma-ai ook niet te klein zijn bij sommige technieken daar dit de goede afwerking en zanshin kan belemmeren.
Er zijn voornamelijk drie afstanden waar men zich kan bevinden :
Te ver opdat je tegenstander je zou kunnen raken : To-Ma
hier zal de aanvaller eerst in moeten stappen tot op effectieve afstand
Issoku-ito no ma : is de afstand waarbij men kan raken met 1 stap voorwaards. De tippen van de bokkens of handen raken elkaar.  Issoku=1stap, Itto=1slag.
Ten slotte is er ‘Chika-Ma : hier zijn de beoefenaars dicht genoeg om elkaar te treffen zonder stap.  De zwaarden of handen kruisen elkaar.
Zorg dat er onderling ruimte blijft om de kwaliteit van je beweging te handhaven: werkend vanuit je centrum, ontspannen met extensie. Houd zodanig afstand dat je partner gedwongen is een stap naar voren te maken om jou te bereiken. Daarbij is het van groot belang om de impuls (het begin) van de aanval juist waar te nemen.

Metsuke
De blik is dan ook niet gericht (gefixeerd) op een specifiek deel van de aanval; je houdt globaal de hele persoon en situatie in het oog. Dit geldt evenzeer voor het werken met wapens: niet het wapen maar de aanvaller dient gecontroleerd te worden.

Awase
De bewegingen worden geleid in cirkelvormen, soepel en gecoördineerd, zonder de aanval abrupt te breken of te blokken. De aanvalskracht wordt juist benut en verder gestuurd vanuit een werkzaam centrum. De partner wordt zo voortdurend in beweging en uit balans gehouden. Tori vormt de stabiele as van een cirkelvormige beweging (horizontaal, verticaal, ovaal- of spiraalvormig) waaromheen uke wordt gevoerd en geleid.

Ukemi
Ook het rollen of valbreken (“ukemi”) is wezenlijk een voortzetting van de beweging, waarmee je de juiste verhouding tot je partner(s) in stand houdt. Daarbij gelden dezelfde algemene aikido-principes, zowel bij de voorwaartse (mae ukemi), achterwaartse (ushiro ukemi), zijwaartse (yoko ukemi) en vrij rol (tobi ukemi): ontspan, werk vanuit je zwaartepunt (centrum) en bewaar je innerlijk verband (extensie).